Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zonden zij de ark Gods naar [15]Ekron; maar het geschiedde, als de ark Gods te Ekron kwam, [16]zo riepen [17]die van Ekron, zeggende: Zij hebben de ark des Gods van Israel tot mij rondom gebracht, om mij en mijn volk te doden. 15. Dit is ook een van de voornaamste steden der Filistijnen geweest, en is den stam van Juda ten erfdeel gevallen, Joz.15:45; Richt.1:18. Zie van deze stad breder Joz.13:3; 2 Kon.1:2; Jer.25:20; Amos 1:8; Zef.2:4, en Zach.9:5,7. 16. De Ekronieten, gehoord en gezien hebbende de zware plagen, waarmede God de Heere hun naburen, om der ark wil, geplaagd had, waren verschrikt toen zij hoorden dat men de ark tot hen brengen wilde. 17. Te weten, de oversten der stad, want er volgt: om mij en mijn volk te doden.